Gezien het onmogelijk is om de rijkelijk met citaten gestoffeerde lezing in al haar gelaagdheid samen te vatten, stip ik in de volgende tekst drie rode draden aan die ik er in eerste instantie uit kon zeven. Zoals u zult merken zijn deze rode draden vervlochten met een heel aantal vragen en onduidelijkheden die bleven nazinderen – voldoende materiaal om verder op te werken dus. Een eerste rode draad is de beweging die Voruz maakt van ‘the root of the symptom’ naar ‘the system of the sinthome’. Een tweede rode draad kan gevonden worden in hoe Miller voortbouwt op Freud’s concept van fixatie om te komen tot een conceptualisatie van reiteratie/herhaling (reiteration’). Tenslotte vormt het vraagstuk van en de misverstanden omtrent de outrepasse een derde rode draad die de theoretische uitzettingen linken aan de kliniek en de actualiteit.
 

  1. Van ‘root of the symptom’ naar ‘system of the sinthome’

‘The root of the symptom’, zo luidde de titel van Voruz’s lezing. Deze wortels van het symptoom kwamen doorheen de lezing verschillende malen aan bod, telkens in een andere gedaante. Een eerste maal verscheen ‘the root of the symptom’ in het citaat van J.-A. Miller waar deze woorden van ontleend zijn:  “Addiction lies at the root of the symptom which is made from the reiteration of the same One.“
Op dit citaat werd verder gebouwd om te stellen dat ‘the root of the symptom’ naar een lichamelijke dimensie verwijst waarin het symptoom geworteld is. Aan de wortels van symptomen die betekenis en zin in zich dragen en dus ontcijferbaar zijn, ligt een lichaamsevenement. Later in haar lezing beschreef Voruz dit lichaamsevenement als het systeem van het sinthoom. Hoe kunnen we dit systeem van het sinthoom begrijpen?
Enerzijds kunnen we aan de hand van  Miller zijn citaat stellen dat dit systeem van het sinthoom opgevat kan worden als een herhaling (reiteration) van dezelfde Eén. Deze herhaling heeft geen uitstaans met automaton – wat bestaat uit een herhaling in de betekenaarsketting – noch met tuchè – wat verwijst naar een trauma, een gemiste ontmoeting met de jouissance. Hoe deze herhaling (reiteration) van dezelfde Eén dan wel begrepen kan worden, blijft mij onduidelijk. Voruz benoemt het alvast als een herhaling die een irruptie van jouissance herdenkt: er is een Eén van jouissance die telkens terugkeert. Daarbij verwijst ze naar vrouwelijke jouissance en een positiviteit. Om het concept van ‘reïteratie’ uit te werken, bouwt Miller verder op het Freudiaans concept van fixatie – meer hierover later.
In de discussie werd de vraag hoe het systeem van het sinthoom gedacht kan worden opnieuw opgeworpen. Het zou hierbij gaan om een lichamelijk ingeschreven manier van reageren die je kan lezen, zonder dat het ontcijferd hoeft te worden. In mijn oren klonk het als een ongesymboliseerde modus vivendi voorbij het basisfantasma, een modus vivendi meest eigen aan de persoon in kwestie, waarin een irruptie van jouissance telkens herhaald wordt. Het is geen symptoom dat bevochten, maar eerder eigen gemaakt moet worden als het meest singuliere aan zichzelf.
Op zijn zachts uitgedrukt is het systeem van het sinthoom een moeilijk te bevatten concept. De belangrijkste clue die we krijgen, namelijk ‘een herhaling (reiteration) van dezelfde Eén’, blijkt – voor mij althans - even enigmatisch te zijn. Miller’s concept van ‘reiteration’ zou voortbouwen op het Freudiaans concept van fixatie. Laat ons daar even verder op borduren.
 

  1. Van Freud’s ‘fixation’ naar Miller’s ‘reiteration’

Zoals Lacan teruggreep naar de ‘Droomduiding’ wanneer zijn onderwijs leek te stokken en Miller op zijn beurt terugvalt op ‘Remming, symptoom en Angst’, zo verwijst Véronique Voruz in haar lezing regelmatig terug naar Miller’s ‘L’être et l’Un’. In deze tekst bouwt Miller verder op ideeën die hij destilleert uit – jazeker – ‘Remming, Symptoom en Angst’, meer bepaald op het idee dat een symptoom gepaard gaat met secundaire ziektewinst en dus bevrediging van de drift(en) – wat wederom de lichamelijke dimensie in het symptoom centraal stelt. Om tot deze conceptualisatie van fixatie als secundaire symptoomwinst te komen, nam Freud eerst twee omwegen.
Aanvankelijk formuleerde Freud fixatie als een gestokte ontwikkeling: waar libido normaliter plastisch is en voortdurend ge(her)investeerd wordt in verschillende objecten, wordt bij fixatie de beweeglijkheid van de libido tenietgedaan en wordt een traumatische, libidinale trek vastgezet en tot in den treure herhaald. Later vat Freud fixatie op als een structurele noodzakelijkheid in de vorm van oerverdringing, waarbij een stuk libido niet gesymboliseerd raakt en als zodanig niet geïntroduceerd wordt tot het bewuste. Tot slot formuleert Freud in ‘Remming, Symptoom en Angst’ fixatie als secundaire ziektewinst. Deze ziektewinst wordt mee in de hand gewerkt doordat het ego symptomen incorporeert en op deze manier de fixatie versterkt.
Miller bouwt op deze laatste ideeën verder om fixatie te beschrijven als een conjunctie tussen de Eén en jouissance zodanig dat libido niet meer getransformeerd kan worden. Er is een Eén die telkens terugkeert, reëel van aard is en op die manier het statuut heeft van (vastgezette) jouissance eerder dan van vrij bewegende libido. Deze jouissance die telkens herhaald wordt, lijkt verbonden te kunnen worden met het systeem van het sinthoom, waarbij dit sinthoom door de mens eigen gemaakt moet worden – net zoals het ego het symptoom incorporeert. Toch blijven zowel het ‘systeem van het sinthoom’ als ‘de reiteratie van dezelfde Eén’, als de ‘conjuctie tussen de Eén en jouissance’ raadselachtige concepten die om meer tekst en uitleg vragen.
 

  1. Outrepasse – la passe dépassée

Desondanks kan op basis van de besproken ideeën het één en het ander gezegd worden over de outrepasse. De meest prangende en actuele vraag die opgeworpen werd, is dan ook: Wat impliceert het centraal zetten van de fixatie in de psychoanalytische theorie en praktijk voor de passe die zich momenteel in een staat van crisis bevindt – ‘dépassée’ is?
Voruz’s lezing werpt een licht op het concept van de outrepasse als een passe voorbij de traversering van het fantasma, een passe die de wortels van het symptoom blootlegt. Het gaat om een passe waarbij het systeem van het sinthoom gelezen kan worden als een bepaalde manier van reageren singulier aan de persoon in kwestie, een manier van reageren voorbij aan / aan gene zijde van (schrap wat niet past) het fantasma. Deze herconceptualisatie van de passe impliceert een logisch einde van een analyse dat verder gaat dan een autofictie. Vooral deze laatste formulering heeft mij erg getroffen: de vraag wat een getuigenis onderscheidt van een autobiografie heeft me al sinds het bijwonen van een eerste getuigenis bezighouden. ‘Niet de (vuile) was buitenhangen, maar een bepaalde structuur formuleren’ was mijn voorlopig, kort en bondig, antwoord. Hier kan ik aan toevoegen: het lezen van het systeem van het sinthoom als een ‘zo reageer ik’ zonder dat het een fantasmatisch, gesymboliseerde reactie hoort te zijn. Tijdens de discussie werd gesuggereerd dat Anne Lysy haar ‘coureuse’ als voorbeeld voor een dergelijk systeem van het sinthoom zou kunnen fungeren. Tijd om die getuigenis nog eens op te dissen!
Laat ons concluderen dat er op zaterdagnamiddag zowel klinische, theoretische als actuele vraagstukken werden aangesneden, waar we allen verder op kunnen wroeten, werken, vloeken, over kunnen mijmeren – doch elk op geheel singuliere wijze. Ieder zijn systeem van het sinthoom, nietwaar?
  
Emma Acke

Volg ons op

#